De
Wet op de ondernemingsraden (WOR)
Versie 1 januari 2019. Inclusief het
concept-wetsvoorstel 29 mei 2019 ten aanzien van de artikelen
25
,
26
en
31g
Aan
de artikelen zijn titels toegevoegd.
Lees
ook de
vrijwaringsverklaring
.
Zie
ook de
Engelse versie van de WOR
(alleen voor abonnees).
HOOFDSTUK I.
ALGEMENE
BEPALINGEN
-
Artikel 1.
De begrippen onderneming, ondernemer, bestuurder en werkzame personen
HOOFDSTUK II.
DE
INSTELLING VAN ONDERNEMINGSRADEN
-
Artikel 2.
Instelling van de OR
-
Artikel 3.
De instelling van een gemeenschappelijke OR
-
Artikel 4.
De instelling van een afzonderlijke OR voor een bedrijfsonderdeel
-
Artikel 5.
Ontheffing instellingsplicht
-
Artikel 5a.
Instelling op basis van CAO of vrijwillig
HOOFDSTUK III.
SAMENSTELLING
EN WERKWIJZE VAN DE ONDERNEMINGSRADEN
HOOFDSTUK IV.
HET
OVERLEG MET DE ONDERNEMINGSRAAD
-
Artikel 23.
Het overleg: onderwerpen; initiatiefrecht; wie overlegt
-
Artikel 23a.
Quorum, voorzitter, secretaris, agenda, deskundigen
-
Artikel 23b.
Besluiten en schorsing
-
Artikel 23c.
Het overleg met de onderdeelcommissie
-
Artikel 24.
Algemene gang van zaken, belangrijke onderwerpen;,aanwezigheid
commissarissen
HOOFDSTUK IV-A.
BIJZONDERE
BEVOEGDHEDEN VAN DE ONDERNEMINGSRAAD
HOOFDSTUK IV-B.
HET
VERSTREKKEN VAN GEGEVENS AAN DE ONDERNEMINGSRAAD
HOOFDSTUK IV-C.
VERDERE
BEVOEGDHEDEN VAN DE ONDERNEMINGSRAAD
HOOFDSTUK V.
DE
CENTRALE ONDERNEMINGSRADEN EN DE GROEPSONDERNEMINGSRADEN
HOOFDSTUK V-A.
DE
MEDEZEGGENSCHAP IN KLEINE ONDERNEMINGEN
HOOFDSTUK VI.
DE
ALGEMENE GESCHILLENREGELING
-
Artikel 36.
De algemene geschillenregeling
-
Artikel 36a.
De algemene geschillenregeling voor de Personeelsvergadering
HOOFDSTUK VII.
DE
BEDRIJFSCOMMISSIES
HOOFDSTUK VII-A.
BIJZONDERE TAAK SOCIAAL ECONOMISCHE RAAD
HOOFDSTUK VII-B.
BIJZONDERE
BEPALINGEN VOOR ONDERNEMINGSRADEN BIJ DE OVERHEID
HOOFDSTUK VIII.
OVERGANGS-
EN SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK
I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel
1.
de begrippen onderneming, ondernemer, bestuurder en werkzame personen
-
Voor de toepassing van het bij
of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
-
Onze Minister: Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
Raad:
De Sociaal-Economische
Raad, bedoeld in de Wet op de Sociaal-Economische Raad;
-
onderneming:
elk in de maatschappij
als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin
krachtens
arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid
wordt verricht;
-
ondernemer:
de natuurlijke persoon
of de rechtspersoon die een onderneming in stand houdt;
-
bestuurder:
hij die alleen dan
wel te zamen met anderen in een onderneming rechtstreeks de hoogste
zeggenschap
uitoefent bij de leiding van de arbeid;
-
bedrijfscommissie:
de bevoegde
bedrijfscommissie, bedoeld in de artikelen
37
en
46
.
-
Voor de toepassing van het bij
of krachtens deze wet bepaalde wordt onder in de onderneming werkzame
personen
verstaan: degenen die in de onderneming werkzaam zijn krachtens een
publiekrechtelijke
aanstelling bij dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de
ondernemer
die de onderneming in stand houdt.
Personen
die in meer dan
één onderneming van dezelfde ondernemer werkzaam
zijn, worden
geacht uitsluitend werkzaam te zijn in die onderneming van waaruit hun
werkzaamheden worden geleid.
-
Voor de
toepassing van het bij
of krachtens deze wet bepaalde wordt onder in de onderneming werkzame
personen
mede verstaan:
-
degenen
die in het kader van
werkzaamheden van de onderneming daarin ten minste 24 maanden werkzaam
zijn krachtens een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van
Titel
7.10 van het Burgerlijk Wetboek, en
-
degenen
die krachtens een publiekrechtelijke
aanstelling bij dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de
ondernemer
werkzaam zijn in een door een andere ondernemer in stand gehouden
onderneming.
-
Voor
de toepassing van het bij
of krachtens deze wet bepaalde worden de bestuurder of de bestuurders
van
een onderneming geacht niet te behoren tot de in de onderneming
werkzame
personen.
HOOFDSTUK
II
DE INSTELLING VAN ONDERNEMINGSRADEN
Artikel
2.
Instelling van de OR
-
De
ondernemer die een onderneming
in stand houdt waarin in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn,
is in het belang van het goed functioneren van die onderneming in al
haar
doelstellingen verplicht om ten behoeve van het overleg met en de
vertegenwoordiging
van de in de onderneming werkzame personen een ondernemingsraad in te
stellen
en jegens deze raad de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze
wet,
na te leven.
-
Indien
in een onderneming na
de instelling van een ondernemingsraad niet langer in de regel ten
minste
50 personen werkzaam zijn, houdt de ondernemingsraad van rechtswege op
te bestaan bij het eindigen van de lopende zittingsperiode van die
raad,
tenzij de ondernemer toepassing geeft aan
artikel 5a
,
tweede lid.
Artikel
3.
De instelling van een gemeenschappelijke OR
-
De ondernemer die twee of meer
ondernemingen in stand houdt waarin tezamen in de regel ten minste 50
personen
werkzaam zijn stelt voor alle of voor een aantal van die ondernemingen
te zamen een gemeenschappelijke ondernemingsraad in indien dit
bevorderlijk
is voor een goede toepassing van deze wet in de betrokken ondernemingen.
-
Het
eerste lid is van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van in een groep verbonden ondernemers, die twee
of meer ondernemingen in stand houden, waarin tezamen in de regel ten
minste
50 personen werkzaam zijn. De betrokken ondernemers wijzen een tot hun
groep behorende ondernemer aan, die voor de toepassing van deze wet
namens
hen als ondernemer optreedt ten opzichte van de gemeenschappelijke
ondernemingsraad.
-
De
ondernemingen waarvoor een
gemeenschappelijke ondernemingsraad is ingesteld, worden beschouwd als
één onderneming in de zin van deze wet.
Artikel
4.
De instelling van een afzonderlijke OR er voor een onderdeel
-
De ondernemer die een onderneming
in stand houdt, waarin in de regel ten minste 50 personen werkzaam
zijn,
stelt voor een onderdeel van die onderneming een afzonderlijke
ondernemingsraad
in, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet
in
de onderneming.
-
Het
onderdeel waarvoor een afzonderlijke
ondernemingsraad is ingesteld, wordt beschouwd als een onderneming in
de
zin van deze wet.
Artikel
5.
Ontheffing instellingsplicht
-
De
Raad kan, indien bijzondere
omstandigheden een goede toepassing van deze wet in de betrokken
onderneming
in de weg staan, aan een ondernemer op diens verzoek ten aanzien van
een
door hem in stand gehouden onderneming schriftelijk voor ten hoogste
vijf
jaren ontheffing verlenen van de verplichting tot het instellen van een
ondernemingsraad. De Raad kan een dergelijke ontheffing uitsluitend
verlenen
indien voor wat betreft de informatie aan en de raadpleging van
werknemers
over de in het zesde lid genoemde onderwerpen door de ondernemer
voorzieningen
zijn getroffen om te waarborgen dat wordt voldaan aan het zevende en
achtste
lid.
-
De Raad
stelt de verenigingen
van werknemers, bedoeld in
artikel 9
,
tweede lid, onder
a, in de gelegenheid over het verzoek om ontheffing te worden gehoord.
-
Aan
een ontheffing kunnen voorschriften
worden verbonden.
-
Zolang
op een verzoek om ontheffing
niet onherroepelijk is beslist, geldt de in
artikel 2
,
eerste lid, bedoelde verplichting niet.
-
In
dit artikel wordt verstaan
onder:
-
informatie:
het verstrekken
van gegevens door de ondernemer aan de werknemers opdat zij kennis
kunnen
nemen van het onderwerp en het kunnen bestuderen;
-
raadpleging:
de gedachtewisseling
en de totstandbrenging van een dialoog tussen de werknemers en de
ondernemer.
-
Informatie
en raadpleging behelzen:
-
informatie over de recente en
de waarschijnlijke ontwikkeling van de activiteiten en de economische
situatie
van de onderneming;
-
informatie
en raadpleging over
de situatie, de structuur en de waarschijnlijke ontwikkeling van de
werkgelegenheid
binnen de onderneming, alsmede over eventuele geplande anticiperende
maatregelen
met name in geval van bedreiging van de werkgelegenheid;
-
informatie
en raadpleging over
beslissingen die ingrijpende veranderingen voor de arbeidsorganisatie
of
de arbeidsovereenkomsten kunnen meebrengen.
-
Het tijdstip en de wijze van
informatieverstrekking alsmede de inhoud van de informatie moeten
zodanig
zijn dat de werknemers de informatie adequaat kunnen bestuderen en zo
nodig
de raadpleging kunnen voorbereiden.
-
Raadpleging
geschiedt:
-
op
een tijdstip, met middelen
en met een inhoud die passend zijn;
-
op
het relevante niveau van
directie en vertegenwoordiging, afhankelijk van het te bespreken
onderwerp;
-
op basis
van de door de ondernemer
te verstrekken informatie en van het advies dat de werknemers kunnen
uitbrengen;
-
op
zodanige wijze dat de werknemers
met de ondernemer kunnen samenkomen en een met redenen omkleed antwoord
op hun advies kunnen krijgen;
-
met
het doel een akkoord te
bereiken over de in het zesde lid, onderdeel c, bedoelde beslissingen,
die onder de bevoegdheden van de ondernemer vallen.
Artikel
5a.
Instelling op basis van CAO of vrijwillig
-
Het bij of krachtens deze wet
bepaalde is mede van toepassing wanneer een ondernemer op grond van een
collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van arbeidsvoorwaarden
vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan, verplicht is voor een
door
hem in stand gehouden onderneming een ondernemingsraad in te stellen.
Wanneer
de collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van
arbeidsvoorwaarden
vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan, de ondernemer niet
langer
verplicht tot het instellen van de ondernemingsraad, houdt deze van
rechtswege
op te bestaan bij het eindigen van de lopende zittingsperiode van die
raad,
tenzij de ondernemer van toepassing geeft aan het tweede lid.
-
De
ondernemer kan voor een door
hem in stand gehouden onderneming, ten aanzien waarvan niet of niet
langer
een verplichting bestaat tot het instellen van een ondernemingsraad,
besluiten
vrijwillig een ondernemingsraad in te stellen of in stand te houden.
Het
bij of krachtens deze wet bepaalde is van toepassing, zodra de
onderneming
dat besluit schriftelijk heeft meegedeeld aan de bedrijfscommissie. De
ondernemer kan deze ondernemingsraad op grond van een belangrijke
wijziging
van de omstandigheden opheffen bij het eindigen van de lopende
zittingsperiode
van die raad. De ondernemer deelt zijn besluit tot opheffing van de
ondernemingsraad
schriftelijk mee aan de bedrijfscommissie.
HOOFDSTUK
III
SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN DE ONDERNEMINGSRADEN
Artikel
6.
Samenstelling van de OR
-
Een
ondernemingsraad bestaat
uit leden die door de in de onderneming werkzame personen rechtstreeks
uit hun midden worden gekozen. Hun aantal bedraagt in een onderneming
-
met
minder dan 50 personen:
3 leden;
-
met 50
tot 100 personen: 5 leden;
-
met
100 tot 200 personen: 7
leden;
-
met 200
tot 400 personen: 9
leden;
-
met 400
tot 600 personen: 11
leden;
-
met 600
tot 1000 personen: 13
leden;
-
met 1000
tot 2000 personen:
15 leden;
-
en zo
vervolgens bij elk volgend
duizendtal personen 2 leden meer, tot ten hoogste 25 leden.
De
ondernemingsraad kan met
toestemming van de ondernemer in zijn reglement zowel een afwijkend
aantal
leden vaststellen, als bepalen dat voor een of meer leden van de
ondernemingsraad
een plaatsvervanger wordt gekozen. Een plaatsvervangend
ondernemingsraadslid
heeft dezelfde rechten en verplichtingen als het lid dat hij vervangt.
-
Kiesgerechtigd
zijn de personen
die gedurende ten minste zes maanden in de onderneming werkzaam zijn
geweest.
-
Verkiesbaar
tot lid van de ondernemingsraad
zijn de personen die gedurende ten minste een jaar in de onderneming
werkzaam
zijn geweest.
-
De
ondernemer en de ondernemingsraad
kunnen, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze
wet
in de onderneming, gezamenlijk een of meer groepen van personen die
anders
dan op grond van een arbeidsovereenkomst met de ondernemer, dan wel
krachtens
publiekrechtelijke aanstelling regelmatig in de onderneming arbeid
verrichten,
aanmerken als in de onderneming werkzame personen, dan wel een of meer
groepen van die personen niet langer aanmerken als in de onderneming
werkzame
personen. Komen de ondernemer en de ondernemingsraad niet tot
overeenstemming,
dan kan ieder van hen een beslissing van de kantonrechter vragen.
-
De
ondernemingsraad kan in zijn
reglement afwijken van hetgeen in het tweede en derde lid van dit
artikel
ten aanzien van de diensttijd is bepaald indien dit bevorderlijk is
voor
een goede toepassing van deze wet in de onderneming.
-
Tijdens
een zittingsperiode
van de ondernemingsraad kan geen wijziging worden gebracht in het
aantal
leden van de raad op grond van een vermeerdering of vermindering van
het
aantal in de onderneming werkzame personen.
Artikel
7.
De voorzitter van de OR
-
De
ondernemingsraad kiest uit
zijn midden een voorzitter en een of meer plaatsvervangende
voorzitters.
De voorzitter, of bij diens verhindering een plaatsvervangende
voorzitter,
vertegenwoordigt de ondernemingsraad in rechte.
Artikel
8.
Het reglement van de OR
-
De
ondernemingsraad maakt een
reglement waarin de onderwerpen worden geregeld die bij of krachtens
deze
wet ter regeling aan de ondernemingsraad zijn opgedragen of
overgelaten.
Het reglement bevat geen bepalingen die in strijd zijn met de wet of
die
een goede toepassing van deze wet in de weg staan. Alvorens het
reglement
vast te stellen, stelt de ondernemingsraad de ondernemer in de
gelegenheid
zijn standpunt kenbaar te maken. De ondernemingsraad verstrekt
onverwijld
een exemplaar van het vastgestelde reglement aan de ondernemer
.
-
De
Raad
kan ten aanzien van
de inhoud van het reglement bij verordening nadere regelen stellen voor
alle of een groep van ondernemingen. In het laatste geval wordt de
betrokken
bedrijfscommissie gehoord. Een verordening van de Raad behoeft de
goedkeuring
van Onze Minister. Een goedgekeurde verordening wordt in de
Staatscourant
bekendgemaakt.
-
Indien
de Raad een verordening
als bedoeld in het tweede lid vaststelt, brengen de betrokken
ondernemingsraden
binnen een jaar na de bekendmaking van de goedgekeurde verordening in
de
Staatscourant, de bepalingen in hun reglement die in strijd zijn met
deze
verordening daarmee in overeenstemming.
Artikel
9.
De verkiezing van de OR
-
De
verkiezing van leden van
de ondernemingsraad geschiedt bij geheime schriftelijke stemming en aan
de hand van een of meer kandidatenlijsten.
-
Een
kandidatenlijst kan worden
ingediend door:
-
een
vereniging van werknemers,
die in de onderneming werkzame kiesgerechtigde personen onder haar
leden
telt, krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden
als werknemers te behartigen en als zodanig in de betrokken onderneming
of bedrijfstak werkzaam is en voorts ten minste twee jaar in het bezit
is van volledige rechtsbevoegdheid, mits zij met haar leden in de
onderneming
over de samenstelling van de kandidatenlijst overleg heeft gepleegd.
Ten
aanzien van een vereniging die krachtens haar statuten geacht kan
worden
een voortzetting te zijn van een of meer andere verenigingen met
volledige
rechtsbevoegdheid van werknemers, wordt de duur van de volledige
rechtsbevoegdheid
van die vereniging of verenigingen voor de vaststelling van de
tijdsduur
van twee jaar mede in aanmerking genomen;
-
iedere in de
onderneming werkzame kiesgerechtigde persoon of groep van personen,
niet zijnde lid van een vereniging als bedoeld onder a welke een
kandidatenlijst heeft ingediend.
-
De
ondernemingsraad kan in zijn
reglement bepalen, dat voor bepaalde groepen van in de onderneming
werkzame
personen, dan wel voor bepaalde onderdelen van de onderneming
afzonderlijke
kandidatenlijsten worden ingediend, teneinde als grondslag te dienen
voor
de verkiezing door de betrokken personen of onderdelen van een tevens
in
het reglement te bepalen aantal leden van de ondernemingsraad. Indien
de
ondernemingsraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, gelden de
in het tweede lid ten aanzien van het indienen van kandidatenlijsten
gestelde
eisen voor iedere aangewezen groep of ieder aangewezen onderdeel
afzonderlijk.
-
De
ondernemingsraad treft, indien
dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de
onderneming,
voorzieningen in zijn reglement opdat de verschillende groepen van de
in
de onderneming werkzame personen zoveel mogelijk in de ondernemingsraad
vertegenwoordigd kunnen zijn.
Artikel
10.
Nadere regels over de verkiezing van de OR
-
De ondernemingsraad stelt in
zijn reglement nadere regelen betreffende de kandidaatstelling, de
inrichting
van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag daarvan, alsmede
de betreffende de vervulling van tussentijdse vacatures in de
ondernemingsraad.
Artikel
11.
Bekendmaking van de verkiezingsuitslag en vermelding van de OR-leden
-
De ondernemingsraad draagt er
zorg voor, dat de uitslag van de verkiezingen bekend wordt gemaakt aan
de ondernemer, aan de in de onderneming werkzame personen, alsmede aan
degenen die kandidatenlijsten hebben ingediend.
-
Hij
draagt er zorg voor, dat
de namen en de functies in de onderneming van de leden van de
ondernemingsraad
blijvend worden vermeld op een plaats die vrij toegankelijk is voor
alle
in de onderneming werkzame personen, op zodanige wijze dat daarvan
gemakkelijk
kennis kan worden genomen.
Artikel
12.
Zittingsduur van de OR-leden
-
De
leden van de ondernemingsraad
treden om de drie jaren tegelijk af. Zij zijn terstond herkiesbaar.
-
De
ondernemingsraad kan, in
afwijking van het eerste lid, in zijn reglement bepalen, dat de leden
om
de twee jaren of om de vier jaren tegelijk aftreden, dan wel om de twee
jaren voor de helft aftreden. De ondernemingsraad kan voorts
beperkingen
vaststellen ten aanzien van de herkiesbaarheid.
-
Wanneer
een lid van de ondernemingsraad
ophoudt in de onderneming werkzaam te zijn, eindigt van rechtswege zijn
lidmaatschap van de ondernemingsraad.
-
De
leden van de ondernemingsraad
kunnen te allen tijde als zodanig ontslag nemen. Zij geven daarvan
schriftelijk
kennis aan de voorzitter en aan de ondernemer.
-
Hij
die optreedt ter vervulling
van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip
waarop
degene in wiens plaats hij komt had moeten aftreden.
Artikel
13.
Uitsluiting van een OR-lid
-
Op
verzoek van de ondernemer
of van de ondernemingsraad kan de kantonrechter voor een door hem te
bepalen
termijn een lid van de ondernemingsraad uitsluiten van alle of bepaalde
werkzaamheden van de ondernemingsraad. Het verzoek kan uitsluitend
worden
gedaan door de ondernemer op grond van het feit dat het betrokken
ondernemingsraadlid
het overleg van de ondernemingsraad met de ondernemer ernstig
belemmert,
en door de ondernemingsraad op grond van het feit dat de betrokkene de
werkzaamheden van de ondernemingsraad ernstig belemmert.
-
Alvorens
een verzoek in te dienen
stelt de verzoeker de betrokkene in de gelegenheid over het verzoek te
worden gehoord. De ondernemer en de ondernemingsraad stellen elkaar in
kennis van een overeenkomstig het eerste lid ingediend verzoek.
Artikel
14.
Regeling van de werkwijze
-
De
ondernemingsraad regelt in
zijn reglement zijn werkwijze.
-
Het
reglement bevat in ieder
geval voorschriften omtrent:
-
de gevallen waarin de ondernemingsraad
ten behoeve van de uitoefening van zijn taak bijeenkomt;
-
de
wijze van bijeenroeping van
de ondernemingsraad;
-
het
aantal leden dat aanwezig
moet zijn om een vergadering te kunnen houden;
-
de
uitoefening van het stemrecht
in de vergaderingen;
-
de
voorziening in het secretariaat;
-
het
opmaken en het bekendmaken
aan de ondernemer, de leden van de ondernemingsraad en aan de andere in
de onderneming werkzame personen van de agenda van de vergaderingen van
de ondernemingsraad;
-
het
tijdstip waarop de ondernemer,
de leden van de ondernemingsraad en de andere in de onderneming
werkzame
personen uiterlijk in kennis dienen te worden gesteld van de agenda,
welk
tijdstip niet later kan worden gesteld dan 7 dagen
vóór de
vergadering, behoudens in spoedeisende gevallen;
-
het
opmaken en het bekendmaken
aan de ondernemer, de leden van de ondernemingsraad en aan de andere in
de onderneming werkzame personen van de verslagen van de vergaderingen
van de ondernemingsraad en van het jaarverslag van de ondernemingsraad.
Artikel
15.
Instelling commissies
-
De
ondernemingsraad kan de commissies
instellen die hij voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze
nodig
heeft. De ondernemingsraad legt zijn voornemen om een commissie in te
stellen
schriftelijk voor aan de ondernemer, met vermelding van de taak,
samenstelling,
bevoegdheden en werkwijze van de door hem in te stellen commissie. Bij
bezwaar van de ondernemer kan de ondernemingsraad een beslissing van de
kantonrechter vragen.
-
De
ondernemingsraad kan met
inachtneming van het eerste lid vaste commissies instellen voor de
behandeling
van door hem aangewezen onderwerpen. De ondernemingsraad kan in het
instellingsbesluit
van een vaste commissie zijn rechten en bevoegdheden ten aanzien van
deze
onderwerpen, met uitzondering van de bevoegdheid tot het voeren van
rechtsgedingen,
geheel of gedeeltelijk aan de betrokken commissie overdragen. In een
vaste
commissie kunnen naast een meerderheid van leden van de
ondernemingsraad
ook andere in de onderneming werkzame personen zitting hebben.
-
De
ondernemingsraad kan met
inachtneming van het eerste lid voor onderdelen van de onderneming
onderdeelcommissies
instellen voor de behandeling van de aangelegenheden van die
onderdelen.
De ondernemingsraad kan in het instellingsbesluit van een
onderdeelcommissie
aan deze commissie de bevoegdheid toekennen tot het plegen van overleg
met degene die de leiding heeft van het betrokken onderdeel. In dat
geval
gaan de rechten en bevoegdheden van de ondernemingsraad ten aanzien van
de aangelegenheden van het onderdeel, met uitzondering van de
bevoegdheid
tot het voeren van rechtsgedingen, over naar de onderdeelcommissie,
tenzij
de ondernemingsraad besluit een bepaalde aangelegenheid zelf te
behandelen.
In een onderdeelcommissie kunnen naast een of meer leden van de
ondernemingsraad
uitsluitend in het betrokken onderdeel werkzame personen zitting hebben.
-
De
ondernemingsraad kan met
inachtneming van het eerste lid voorbereidingscommissies instellen ter
voorbereiding van door de ondernemingsraad te behandelen onderwerpen.
Een
voorbereidingscommissie kan geen rechten of bevoegdheden van de
ondernemingsraad
uitoefenen. Een voorbereidingscommissie kan slechts voor een bepaalde,
door de ondernemingsraad in het instellingsbesluit te vermelden, tijd
worden
ingesteld. In een voorbereidingscommissie kunnen naast een of meer
leden
van de ondernemingsraad ook andere in de onderneming werkzame personen
zitting hebben.
-
Ten
aanzien van de leden van
door de ondernemingsraad ingestelde commissies, die geen lid zijn van
de
ondernemingsraad, is
artikel 13
van overeenkomstige
toepassing.
Artikel
16.
Inschakelen extern deskundigen
-
De
ondernemingsraad kan een
of meer deskundigen uitnodigen tot het bijwonen van een vergadering van
die raad, met het oog op de behandeling van een bepaald onderwerp. Hij
kan een zodanige uitnodiging ook doen aan een of meer bestuurders van
de
onderneming, dan wel aan een of meer personen als bedoeld in
artikel 24
, tweede lid.
-
De
leden van de ondernemingsraad
kunnen in de vergadering aan de in het eerste lid bedoelde personen
inlichtingen
en adviezen vragen.
-
Een
deskundige kan eveneens
worden uitgenodigd een schriftelijk advies uit te brengen.
-
De
voorgaande leden zijn van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van de commissies van de
ondernemingsraad.
Artikel
17.
Faciliteiten en doorbetaling van loon
-
De ondernemer is verplicht de
ondernemingsraad en de commissies van die raad, en, indien de
ondernemer
aan de ondernemingsraad een secretaris heeft toegevoegd, de secretaris
van die raad het gebruik toe te staan van de voorzieningen waarover hij
als zodanig kan beschikken en die de ondernemingsraad, de commissies en
de secretaris van die raad voor de vervulling van hun taak
redelijkerwijze
nodig hebben. De ondernemer stelt de ondernemingsraad en de commissies
van die raad in staat de in de onderneming werkzame personen te
raadplegen
en stelt deze personen in de gelegenheid hieraan hun medewerking te
verlenen,
een en ander voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de
vervulling
van de taak van de raad en de commissies.
-
De
ondernemingsraad en de commissies
van die raad vergaderen zoveel mogelijk tijdens de normale arbeidstijd.
-
De
leden van de ondernemingsraad
en de leden van de commissies van die raad behouden voor de tijd
gedurende
welke zij ten gevolge van het bijwonen van een vergadering van de
ondernemingsraad
of van een commissie van die raad niet de bedongen arbeid hebben
verricht,
hun aanspraak op loon dan wel bezoldiging.
Artikel
18.
Vrijgestelde tijd, scholingsrechten
-
De ondernemer is verplicht de
leden van de ondernemingsraad en de leden van de commissies van die
raad,
gedurende een door de ondernemer en de ondernemingsraad gezamenlijk
vast
te stellen aantal uren per jaar, in werktijd en met behoud van loon dan
wel bezoldiging de gelegenheid te bieden voor onderling beraad en
overleg
met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening
van hun taak zijn betrokken, alsmede voor kennisneming van de
arbeidsomstandigheden
in de onderneming.
-
De
ondernemer is verplicht de
leden van de ondernemingsraad en de leden van een vaste commissie of
onderdeelcommissie,
bedoeld in
artikel 15
, tweede
lid, onderscheidelijk
derde lid, gedurende een door de ondernemer en de ondernemingsraad
gezamenlijk
vast te stellen aantal dagen per jaar, in werktijd en met behoud van
loon
dan wel bezoldiging de gelegenheid te bieden de scholing en vorming van
voldoende kwaliteit
te
ontvangen welke zij in verband met de vervulling van hun taak nodig
oordelen.
-
De
ondernemer en de ondernemingsraad
stellen het aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en het aantal
dagen,
bedoeld in het tweede lid onderscheidenlijk derde lid, vast op een
zodanig
aantal als de betrokken leden van de ondernemingsraad en van de
commissies
van die raad voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig
hebben.
Daarbij wordt in acht genomen dat het aantal uren niet lager
vastgesteld
kan worden dan zestig per jaar en het aantal dagen:
-
voor leden van een in het tweede
lid bedoelde commissie die niet tevens lid zijn van de
ondernemingsraad,
niet lager vastgesteld kan worden dan drie per jaar;
-
voor
leden van de ondernemingsraad
die niet tevens lid zijn van een in het tweede lid bedoelde commissie,
niet lager vastgesteld kan worden dan vijf per jaar; en
-
voor
leden van de ondernemingsraad
die tevens lid zijn van een commissie, niet lager vastgesteld kan
worden
dan acht per jaar.
-
De
ondernemingsraad, alsmede
ieder lid van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad kan
de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer gevolg dient te
geven aan hetgeen is bepaald in het eerste, het tweede en het derde lid.
Artikel
19.
-
Vervallen.
Artikel
20.
Geheimhouding
-
De
leden van de ondernemingsraad
en de leden van de commissies van die raad, alsmede de overeenkomstig
artikel 16
geraadpleegde deskundigen zijn verplicht tot geheimhouding
van alle
zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen,
alsmede
van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan de ondernemer dan wel de
ondernemingsraad
of de betrokken commissie hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan
zij,
in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijk karakter
moeten
begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel
mogelijk
vóór de behandeling van de betrokken
aangelegenheid meegedeeld.
Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mee, welke
schriftelijk
of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe
lang
deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de
geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.
-
Het
eerste lid is van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van degenen die met het secretariaat van de
ondernemingsraad
of van een commissie van die raad zijn belast.
-
De
in het eerste lid bedoelde
verplichting geldt niet tegenover hen die tengevolge van een
rechterlijke
opdracht zijn belast met een onderzoek naar de gang van zaken in de
onderneming.
-
De in
het eerste lid bedoelde
verplichting geldt voorts niet tegenover hem die door een lid van de
ondernemingsraad
of door een lid van een commissie van die raad wordt benaderd voor
overleg,
mits de ondernemer, onderscheidenlijk degene die geheimhouding heeft
opgelegd,
vooraf toestemming heeft gegeven voor het overleg met de betrokken
persoon
en deze laatste schriftelijk heeft verklaard, dat hij zich ten aanzien
van de betrokken aangelegenheid tot geheimhouding verplicht. In dat
geval
is ten aanzien van de bedoelde persoon het eerste lid van
overeenkomstige
toepassing.
-
Een
weigering de in het vorige
lid bedoelde toestemming te verlenen, wordt door de ondernemer,
onderscheidenlijk
door degene die geheimhouding heeft opgelegd, met redenen omkleed.
-
De
plicht tot geheimhouding
vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de
ondernemingsraad
of van de betrokken commissie, noch door beëindiging van de
werkzaamheden
van de betrokkene in de onderneming.
-
De
ondernemingsraad, alsmede
ieder lid van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad,
alsmede
een overeenkomstig artikel 16 geraadpleegde deskundige en ieder die met
het secretariaat van de ondernemingsraad of van een commissie van die
raad
is belast kan de kantonrechter verzoeken de opgelegde geheimhouding op
te heffen op de grond dat de ondernemer bij afweging van de betrokken
belangen
niet in redelijkheid tot het opleggen van geheimhouding had kunnen
besluiten.
Artikel
21.
Bescherming tegen benadeling
-
De ondernemer draagt er zorg
voor, dat de in de onderneming werkzame personen die staan of gestaan
hebben
op een kandidatenlijst bedoeld in
artikel 9
,
alsmede
de leden en de gewezen leden van de ondernemingsraad en van de
commissies
van die raad niet uit hoofde van hun kandidaatstelling of hun
lidmaatschap
van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad worden
benadeeld
in hun positie in de onderneming. Indien de ondernemer aan de
ondernemingsraad
een secretaris heeft toegevoegd is de eerste volzin op die secretaris
van
overeenkomstige
toepassing. Op degene die het initiatief neemt of heeft genomen tot het
instellen van een ondernemingsraad is de eerste volzin van
overeenkomstige
toepassing. De ondernemingsraad, alsmede iedere in de onderneming
werkzame
persoon als in de eerste tot en met de derde volzin bedoeld, kan de
kantonrechter
verzoeken te bepalen dat de ondernemer gevolg dient te geven aan
hetgeen
in de eerste tot en met de derde volzin is bepaald. Ten aanzien van
personen die
krachtens publiekrechtelijke aanstelling in de onderneming werkzaam
zijn,
treedt een andere kamer van de rechtbank in de plaats van de
kantonrechter.
Artikel
22.
Kosten
-
De
kosten die redelijkerwijze
noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de
ondernemingsraad
en de commissies van die raad komen ten laste van de ondernemer.
-
Met
inachtneming van het bepaalde
in het eerste lid komen de kosten van het overeenkomstig
artikel 16
en
artikel 23a
,
zesde lid, raadplegen van een
deskundige door de ondernemingsraad of een commissie van die raad,
alsmede
de kosten van het voeren van rechtsgedingen door de ondernemingsraad,
slechts
ten laste van de ondernemer, indien hij van de te maken kosten vooraf
in
kennis is gesteld. De eerste volzin is niet van toepassing wanneer
uitvoering
is gegeven aan het vierde lid.
-
Met
inachtneming van het eerste lid komen de
kosten van scholing en vorming, bedoeld in
artikel 18
,
tweede lid, ten laste van de ondernemer. De Raad kan voor verschillende
kosten verbonden aan scholing en vorming richtbedragen vaststellen.
-
De
ondernemer kan in overeenstemming
met de ondernemingsraad de kosten die de ondernemingsraad en de
commissies
van die raad in enig jaar zullen maken, voor zover deze geen verband
houden
met
artikelen 17
en
18 eerste lide vaststellen op een
bepaald bedrag, dat de ondernemingsraad naar eigen
inzicht
kan besteden. Kosten waardoor het hier bedoelde bedrag zou worden
overschreden,
komen slechts ten laste van de ondernemer voor zover hij in het dragen
daarvan toestemt.
Artikel
22a.
Proceskosten
-
In
rechtsgedingen tussen de
ondernemer en de ondernemingsraad kan de ondernemingsraad niet in de
proceskosten
worden veroordeeld.
HOOFDSTUK
IV
HET OVERLEG MET DE ONDERNEMINGSRAAD
Artikel
23.
Het overleg: onderwerpen, initiatiefrecht, wie overlegt
-
De ondernemer en de ondernemingsraad
komen met elkaar bijeen binnen twee weken nadat hetzij de
ondernemingsraad
hetzij de ondernemer daarom onder opgave van redenen heeft verzocht.
-
In
de in het eerste lid bedoelde
overlegvergaderingen worden de aangelegenheden, de onderneming
betreffende,
aan de orde gesteld, ten aanzien waarvan hetzij de ondernemer, hetzij
de
ondernemingsraad overleg wenselijk acht of waarover ingevolge het bij
of
krachtens deze wet bepaalde overleg tussen de ondernemer en de
ondernemingsraad
moet plaatsvinden.
In
ondernemingen waarin in de regel ten minste 100 personen
werkzaam zijn, worden ten minste eenmaal per jaar in de
overlegvergadering in ieder geval besproken de hoogte en de inhoud van
de in artikel
31d
, eerste
en tweede lid, bedoelde
arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken, en de ontwikkeling van
de beloningsverhoudingen ten opzichte van het voorgaande jaar per
verschillende groep van de in de onderneming werkzame personen.
De
ondernemingsraad is bevoegd omtrent de bedoelde
aangelegenheden
voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Onder de
aangelegenheden,
de onderneming betreffende, is niet begrepen het beleid ten aanzien
van,
alsmede de uitvoering van een bij of krachtens een wettelijk
voorschrift
aan de ondernemer opgedragen publiekrechtelijke taak, behoudens voor
zover
deze uitvoering de werkzaamheden van de in de onderneming werkzame
personen
betreft.
-
De
ondernemingsraad is ook buiten
de overlegvergadering bevoegd aan de ondernemer voorstellen te doen
omtrent
de in het tweede lid bedoelde aangelegenheden. Een dergelijk voorstel
wordt
schriftelijk en voorzien van een toelichting aan de ondernemer
voorgelegd.
De ondernemer beslist over het voorstel niet dan nadat daarvoor ten
minste
éénmaal overleg is gepleegd in een
overlegvergadering. Na
het overleg deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk en met
redenen omkleed aan de ondernemingsraad mee, of en in hoeverre hij
overeenkomstig
het voorstel zal besluiten.
-
Het
overleg wordt voor de ondernemer
gevoerd door de bestuurder van de onderneming. Wanneer een onderneming
meer dan één bestuurder heeft, bepalen dezen te
zamen wie
van hen overleg pleegt met de ondernemingsraad.
-
De
in het vorige lid bedoelde
bestuurder kan zich in geval van verhindering of ten aanzien van een
bepaald
onderwerp laten vervangen door een medebestuurder. Heeft de onderneming
geen meerhoofdig bestuur, dan kan de bestuurder zich bij verhindering
doen
vervangen door een persoon als bedoeld in
artikel 24
,
tweede lid, of door een in de onderneming werkzame persoon die beschikt
over bevoegdheden om namens de ondernemer overleg te voeren met de
ondernemingsraad.
-
De
bestuurder of degene die
hem vervangt kan zich bij het overleg laten bijstaan door een of meer
medebestuurders,
personen als bedoeld in
artikel 24
,
tweede lid, of in
de onderneming werkzame personen.
-
Ten aanzien van de overlegvergadering, bedoeld in het tweede lid, tweede zin,
is
artikel 24
, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel
23a.
Quorum, voorzitter, secretaris, agenda, uitnodigen van deskundigen
-
Een overlegvergadering kan slechts
worden gehouden, indien ten aanzien van de ondernemingsraad wordt
voldaan
aan de bepalingen die ingevolge het reglement van de ondernemingsraad
gelden
voor het houden van een vergadering van die raad. Alle leden van de
ondernemingsraad
kunnen in de vergadering het woord voeren.
-
De
overlegvergadering wordt,
tenzij de ondernemer en de ondernemingsraad te zamen een andere
regeling
treffen, beurtelings geleid door de bestuurder of degene die hem
ingevolge
artikel 23
, zesde lid, vervangt en de voorzitter of de
plaatsvervangend voorzitter
van de ondernemingsraad.
-
De
secretaris van de ondernemingsraad
treedt op als secretaris van de overlegvergadering, tenzij de
ondernemer
en de ondernemingsraad te zamen een andere persoon als secretaris
aanwijzen.
-
De
agenda van de overlegvergadering
bevat de onderwerpen die door de ondernemer of door de ondernemingsraad
bij de secretaris voor het overleg zijn aangemeld. Het verslag van de
overlegvergadering
behoeft de goedkeuring van de ondernemer en de ondernemingsraad.
-
De
ondernemer en de ondernemingsraad
maken gezamenlijk afspraken over de gang van zaken bij de
overlegvergadering
en over de wijze en het tijdstip waarop de agenda en het verslag van de
overlegvergadering aan de in de onderneming werkzame personen bekend
worden
gemaakt.
-
Ten
aanzien van de overlegvergadering
zijn de
artikelen 17
en
22
van overeenkomstige
toepassing. Zowel de ondernemingsraad als de ondernemer kan een of meer
deskundigen uitnodigen tot het bijwonen van een overlegvergadering,
indien
dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp redelijkerwijze nodig
is. Zij stellen elkaar hiervan tijdig vooraf in kennis.
Artikel
23b.
Besluiten en schorsing
-
Tijdens
een overlegvergadering
kunnen zowel door de ondernemer als door de ondernemingsraad besluiten
worden genomen.
-
Een
overlegvergadering wordt
door de voorzitter geschorst, wanneer de ondernemer of de
ondernemingsraad
ten aanzien van een bepaald onderwerp afzonderlijk beraad wenselijk
acht.
Artikel
23c.
Het overleg van de onderdeelcommissie
-
Indien de ondernemingsraad aan
een onderdeelcommissie de bevoegdheid heeft toegekend tot het plegen
van
overleg met degene die de leiding heeft van het betrokken onderdeel,
zijn
ten aanzien van dat overleg de
artikel 17
,
22
,
23
en
23a
, tweede, vierde
en zesde lid,
23b
,
24
, eerste lid,
25
,
27
,
28
,
31a
, eerste, zesde en zevende lid,
31b
en
31c
van overeenkomstige toepassing. In dit overleg kunnen geen
aangelegenheden
worden behandeld die in het overleg met de ondernemingsraad worden
behandeld.
Artikel
24.
Algemene gang van zaken, belangrijke onderwerpen, aanwezigheid
commissarissen
-
In
de overlegvergadering wordt
ten minste tweemaal per jaar de algemene gang van zaken van de
onderneming
besproken. De ondernemer doet in dit kader mededeling over besluiten
die
hij in voorbereiding heeft met betrekking tot de aangelegenheden als
bedoeld
in de
artikelen 25
en
27
. Daarbij
worden afspraken gemaakt wanneer en op welke wijze de ondernemingsraad
in de besluitvorming wordt betrokken.
-
Indien
de onderneming in stand
wordt gehouden door een naamloze vennootschap, een besloten
vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid, een coöperatie of een
onderlinge waarborgmaatschappij,
zijn bij de in het eerste lid bedoelde besprekingen de commissarissen
van
de vennootschap, de coöperatie of de onderlinge
waarborgmaatschappij,
als die er zijn, dan wel een of meer vertegenwoordigers uit hun midden
aanwezig. Wordt ten minste de helft van de aandelen van de vennootschap
middellijk of onmiddellijk voor eigen rekening gehouden door een andere
vennootschap, dan rust de hiervoor bedoelde verplichting op de
bestuurders
van de laatstbedoelde vennootschap, dan wel op een of meer door hen
aangewezen
vertegenwoordigers. Wordt de onderneming in stand gehouden door een
vereniging
of een stichting, dan zijn de bestuursleden van de vereniging of
stichting,
dan wel een of meer vertegenwoordigers uit hun midden aanwezig. De
ondernemingsraad
kan in een bepaald geval besluiten, dat aan dit lid geen toepassing
behoeft
te worden gegeven.
-
Het in
het vorige lid bepaalde
geldt niet ten aanzien van een onderneming die in stand wordt gehouden
door een ondernemer die ten minste vijf ondernemingen in stand houdt
waarvoor
een ondernemingsraad is ingesteld waarop de bepalingen van deze wet van
toepassing zijn, dan wel door een ondernemer die deel uitmaakt van in
een
groep verbonden ondernemers die te zamen ten minste vijf
ondernemingsraden
hebben ingesteld waarop de bepalingen van deze wet van toepassing zijn.
HOOFDSTUK
IV-A BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE ONDERNEMINGSRAAD
Artikel
25.
Het adviesrecht van de OR
-
De
ondernemingsraad wordt door
de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk
door hem voorgenomen besluit tot:
-
overdracht van de zeggenschap
over de onderneming of een onderdeel daarvan;
-
het
vestigen van, dan wel het
overnemen of afstoten van de zeggenschap over, een andere onderneming,
alsmede het aangaan van, het aanbrengen van een belangrijke wijziging
in
of het verbreken van duurzame samenwerking met een andere onderneming,
waaronder begrepen het aangaan, in belangrijke mate wijzigen of
verbreken
van een belangrijke financiële deelneming vanwege of ten
behoeve van
een dergelijke onderneming;
-
beëindiging
van de werkzaamheden
van de onderneming of van een belangrijk onderdeel daarvan;
-
belangrijke
inkrimping, uitbreiding
of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming;
-
belangrijke
wijziging in de
organisatie van de onderneming, dan wel in de verdeling van
bevoegdheden
binnen de onderneming.
-
wijziging
van de plaats waar
de onderneming haar werkzaamheden uitoefent;
-
het
groepsgewijs werven of inlenen
van arbeidskrachten;
-
het doen
van een belangrijke
investering ten behoeve van de onderneming;
-
het
aantrekken van een belangrijk
krediet ten behoeve van de onderneming;
-
het
verstrekken van een belangrijk
krediet en het stellen van zekerheid voor belangrijke schulden van een
andere ondernemer, tenzij dit geschiedt in de normale uitoefening van
werkzaamheden
in de onderneming;
-
invoering
of wijziging van een
belangrijke technologische voorziening;
-
het
treffen van een belangrijke
maatregel in verband met de zorg van de onderneming voor het milieu,
waaronder
begrepen het treffen of wijzigen van een beleidsmatige,
organisatorische
en administratieve voorziening in verband met het milieu;
-
vaststelling
van een regeling
met betrekking tot het zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel
40, eerste lid, van de Wet
financiering
sociale verzekeringen;
-
het
verstrekken en het formuleren
van een adviesopdracht aan een deskundige buiten de onderneming
betreffende
een der hiervoor bedoelde aangelegenheden.
Het
onder b bepaalde, alsmede
het onder n bepaalde, voor zover dit betrekking heeft op een
aangelegenheid
als bedoeld onder b, is niet van toepassing wanneer de andere
onderneming
in het buitenland gevestigd is of wordt en redelijkerwijze niet te
verwachten
is dat het voorgenomen besluit zal leiden tot een besluit als bedoeld
onder
c-f ten aanzien van een onderneming die door de ondernemer in Nederland
in stand wordt gehouden.
-
De
ondernemer legt het te nemen
besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voor. Het advies moet op
een
zodanig tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan
zijn
op het te nemen besluit.
-
Bij
het vragen van advies wordt
aan de ondernemingsraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen
van
het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten
valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben en van de
naar
aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen.
-
De
ondernemingsraad brengt met
betrekking tot een voorgenomen besluit als bedoeld in het eerste lid
geen
advies uit dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste
éénmaal
overleg is gepleegd in een overlegvergadering. Ten aanzien van de
bespreking
van het voorgenomen besluit in de overlegvergadering is
artikel 24
, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
-
Indien
na het advies van de
ondernemingsraad een besluit als in het eerste lid bedoeld wordt
genomen,
wordt de ondernemingsraad door de ondernemer zo spoedig mogelijk van
het
besluit schriftelijk in kennis gesteld. Indien het advies van de
ondernemingsraad
niet of niet geheel is gevolgd, wordt aan de ondernemingsraad tevens
medegedeeld,
waarom van dat advies is afgeweken. Voor zover de ondernemingsraad
daarover
nog niet heeft geadviseerd, wordt voorts het advies van de
ondernemingsraad
ingewonnen over de uitvoering van het besluit.
-
Tenzij
het besluit van de ondernemer
overeenstemt met het advies van de ondernemingsraad, is de ondernemer
verplicht
de uitvoering van zijn besluit op te schorten tot een maand na de dag
waarop
de ondernemingsraad van dat besluit in kennis is gesteld. De
verplichting
vervalt wanneer de ondernemingsraad zulks te kennen geeft.
-
[Concept-wetsvoorstel 29 mei
2019. In
afwijking van de voorgaande leden
wordt de ondernemingsraad door de curator, bedoeld in
artikel 68, eerste lid, Faillissementswet, in de gelegenheid gesteld
overeenkomstig het tweede en derde lid, het vierde lid, eerste volzin,
en het vijfde lid een
schriftelijk en met redenen omkleed advies uit te brengen over elk door
hem voorgenomen besluit als bedoeld
in het eerste lid dat
noodzakelijk is om de onderneming in faillissement te kunnen
voortzetten of een door hem voorgenomen besluit tot overgang van een
onderneming die tot de boedel
behoort als bedoeld in artikel 666 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek te kunnen
realiseren. De ondernemingsraad krijgt daartoe de gelegenheid binnen
een door de
curator te bepalen termijn. Deze termijn is in ieder geval niet korter
dan drie dagen. Het vierde
lid, tweede volzin, en het zesde lid zijn niet van toepassing.]
Artikel
26.
Beroepsrecht
-
De
ondernemingsraad kan bij
de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam beroep instellen
tegen een besluit van de ondernemer als bedoeld in
artikel 25
, vijfde lid, hetzij wanneer dat besluit niet in
overeenstemming
is met het advies van de ondernemingsraad, hetzij wanneer feiten of
omstandigheden
bekend zijn geworden, die, waren zij aan de ondernemingsraad bekend
geweest
ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding zouden kunnen
zijn geweest om het advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht.
-
Het
beroep wordt ingeleid door indiening van een verzoek, binnen een maand
nadat de ondernemingsraad van het in het eerste lid bedoelde besluit in
kennis is gesteld.
-
De
ondernemer wordt van het
ingestelde beroep in kennis gesteld.
-
Het
beroep kan uitsluitend worden
ingesteld ter zake dat de ondernemer bij afweging van de betrokken
belangen
niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.
-
De
ondernemingskamer behandelt
het verzoek met de meeste spoed. Alvorens te beslissen kan zij, ook
ambtshalve,
deskundigen, alsmede in de onderneming werkzame personen horen. Indien
de ondernemingskamer het beroep gegrond bevindt, verklaart zij dat de
ondernemer
bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het
betrokken
besluit had kunnen komen. Zij kan voorts, indien de ondernemingsraad
daarom
heeft verzocht, een of meer van de volgende voorzieningen treffen:
-
het opleggen van de verplichting
aan de ondernemer om het besluit geheel of ten dele in te trekken,
alsmede
om aan te wijzen gevolgen van dat besluit ongedaan te maken;
-
het
opleggen van een verbod
aan de ondernemer om handelingen te verrichten of te doen verrichten
ter
uitvoering van het besluit of van onderdelen daarvan. Een voorziening
van
de ondernemingskamer kan door derden verworven rechten niet aantasten.
-
Het is verboden een verplichting of een verbod als
bedoeld in het vorige lid niet na te komen, onderscheidenlijk te
overtreden.
-
De ondernemingskamer kan haar
beslissing op een verzoek tot het treffen van voorzieningen voor een
door
haar te bepalen termijn aanhouden, indien beide partijen daarom
verzoeken,
dan wel indien de ondernemer op zich neemt het besluit waartegen beroep
is ingesteld, in te trekken of te wijzigen, of bepaalde gevolgen van
het
besluit ongedaan te maken.
-
Nadat
het verzoekschrift is
ingediend kan de ondernemingskamer, zo nodig onverwijld, voorlopige
voorzieningen
treffen, Het vijfde lid, vierde en vijfde volzin, en het zesde lid,
zijn
van overeenkomstige toepassing.
-
Van
een beschikking van de ondernemingskamer
staat uitsluitend beroep in cassatie open.
-
[Concept-wetsvoorstel
29 mei 2019. Dit artikel is niet van toepassing op een besluit als
bedoeld in
artikel 25, zevende lid
.]
Artikel
27.
Het instemmingsrecht van de OR
-
De
ondernemer behoeft de instemming
van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot
vaststelling,
wijziging of intrekking van:
-
regelingen
op grond van
een
pensioenvovereenkomt,
een
winstdelingsregeling of een
spaarregeling;
-
een
arbeids- en rusttijdenregeling
of een vakantieregeling;
-
een
belonings- of een functiewaarderingssysteem;
-
een
regeling op het gebied van
de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het
reïntegratiebeleid;
-
een
regeling op het gebied van
het aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid;
-
een
regeling op het gebied van
de personeelsopleiding;
-
een
regeling op het gebied van
de personeelsbeoordeling;
-
een
regeling op het gebied van
het bedrijfsmaatschappelijk werk;
-
een
regeling op het gebied van
het werkoverleg;
-
een
regeling op het gebied van
de behandeling van klachten;
-
een
regeling omtrent het verwerken
van alsmede de bescherming van de persoonsgegevens van de in de
onderneming
werkzame personen;
-
een
regeling inzake voorzieningen
die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op
aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame
personen;
-
een
procedure voor het omgaan met het melden van een vermoeden van een
misstand, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet Huis voor
klokkenluiders;
een
en
ander voor zover betrekking
hebbende op alle of een groep van de in de onderneming werkzame
personen.
-
De
ondernemer legt het te nemen
besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voor. Hij verstrekt
daarbij
een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de
gevolgen
die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming
werkzame
personen zal hebben. De ondernemingsraad beslist niet dan nadat over de
betrokken aangelegenheid ten minste éénmaal
overleg is gepleegd
in een overlegvergadering. Na het overleg deelt de ondernemingsraad zo
spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed zijn beslissing
aan
de ondernemer mee. Na de beslissing van de ondernemingsraad deelt de
ondernemer
zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de ondernemingsraad mee welk
besluit
hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal
uitvoeren.
-
De in
het eerste lid bedoelde
instemming is niet vereist, voorzover de betrokken aangelegenheid voor
de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve
arbeidsovereenkomst
of een regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een
publiekrechtelijk
orgaan.
Instemming is eveneens niet vereist voor zover
ter zake van een aangelegenheid als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, sprake is van verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
-
Heeft de
ondernemer voor het
voorgenomen besluit geen instemming van de ondernemingsraad verkregen,
dan kan hij de kantonrechter toestemming vragen om het besluit te
nemen.
De kantonrechter geeft slechts toestemming, indien de beslissing van de
ondernemingsraad om geen instemming te geven onredelijk is, of het
voorgenomen
besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende
bedrijfsorganisatorische,
bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
-
Een
besluit als bedoeld in het
eerste lid, genomen zonder de instemming van de ondernemingsraad of de
toestemming van de kantonrechter, is nietig, indien de ondernemingsraad
tegenover de ondernemer schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft
gedaan. De ondernemingsraad kan slechts een beroep op de nietigheid
doen
binnen een maand nadat hetzij de ondernemer hem zijn besluit
overeenkomstig
de laatste volzin van het tweede lid heeft meegedeeld, hetzij - bij
gebreke
van deze mededeling - de ondernemingsraad is gebleken dat de ondernemer
uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
-
De
ondernemingsraad kan de kantonrechter
verzoeken de ondernemer te verplichten zich te onthouden van
handelingen
die strekken tot uitvoering of toepassing van een nietig besluit als
bedoeld
in het vijfde lid. De ondernemer kan de kantonrechter verzoeken te
verklaren
dat de ondernemingsraad ten onrechte een beroep heeft gedaan op de
nietigheid
als bedoeld in het vijfde lid.
-
Onder
regelingen op grond van een pensioenovereenkomst als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel a, worden mede verstaan regelingen opgenomen
in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de
Pensioenwet of een uitvoeringsreglement als bedoeld in onderdeel b van
de definitie van uitvoeringsreglement in artikel 1 van de Pensioenwet,
die van invloed zijn op de pensioenovereenkomst waaronder in ieder
geval worden begrepen: regelingen over de wijze waarop de verschuldigde
premie wordt vastgesteld, de maatstaven voor en de voorwaarden
waaronder toeslagverlening plaatsvindt en de keuze voor onderbrenging
bij een bepaalde pensioenuitvoerder, pensioeninstelling uit een andere
lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in
artikel 23, eerste lid, van de Pensioenwet.
Artikel
28.
Speciale taken van de OR
-
De
ondernemingsraad bevordert
zoveel als in zijn vermogen ligt de naleving van de voor de onderneming
geldende voorschriften op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, alsmede
van de voorschriften op het gebied van de arbeidsomstandigheden en
arbeids-
en rusttijden van de in de onderneming werkzame
personen.
-
De
ondernemingsraad bevordert
voorts naar vermogen het werkoverleg, alsmede het overdragen van
bevoegdheden
in de onderneming, zodat de in de onderneming werkzame personen zoveel
mogelijk worden betrokken bij de regeling van de arbeid in het
onderdeel
van de onderneming waarin zij werkzaam zijn.
-
De
ondernemingsraad waakt in het algemeen tegen discriminatie in de
onderneming en bevordert in het bijzonder de gelijke behandeling van
mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en
minderheden in de onderneming.
-
De
ondernemingsraad bevordert
naar vermogen de zorg van de onderneming voor het milieu, waaronder
begrepen
het treffen of wijzigen van beleidsmatige, organisatorische en
administratieve
voorzieningen in verband met het milieu.
Artikel
29.
Recht van benoeming
-
De
ondernemingsraad heeft het
recht, al dan niet uit zijn midden, een door de ondernemer te bepalen
aantal,
maar ten minste de helft, te benoemen van de bestuursleden van door de
ondernemer ten behoeve van in de onderneming werkzame personen
opgerichte
instellingen, behoudens voor zover bij of krachtens de wet op andere
wijze
in het bestuur van een instelling is voorzien.
Artikel
30.
Adviesrecht benoeming of ontslag van een bestuurder
-
De ondernemingsraad wordt door
de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk
door hem voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van een
bestuurder
van de onderneming.
-
Het
advies moet op een zodanig
tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op
het
te nemen besluit.
-
De
ondernemer stelt de ondernemingsraad
in kennis van de beweegredenen voor het besluit en verstrekt voorts in
het geval van een benoeming gegevens waaruit de ondernemingsraad zich
een
oordeel kan vormen over de betrokkene, in verband met diens toekomstige
functie in de onderneming.
Artikel 25
,
vierde lid en
vijfde lid, eerste en tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK
IV-B HET VERSTREKKEN VAN GEGEVENS AAN DE ONDERNEMINGSRAAD
Artikel
31.
Verplichte inlichtingen
-
De
ondernemer is verplicht desgevraagd
aan de ondernemingsraad en aan de commissies van die raad tijdig alle
inlichtingen
en gegevens te verstrekken die deze voor de vervulling van hun taak
redelijkerwijze
nodig hebben. De inlichtingen en gegevens worden desgevraagd
schriftelijk
verstrekt.
-
De
ondernemer is verplicht aan
de ondernemingsraad bij het begin van iedere zittingsperiode
schriftelijke
gegevens te verstrekken omtrent:
-
de rechtsvorm van de ondernemer,
waarbij indien de ondernemer een niet-publiekrechtelijke rechtspersoon
is, mede de statuten van die rechtspersoon moeten worden verstrekt;
-
indien
de ondernemer een natuurlijke
persoon, een maatschap of een niet rechtspersoonlijkheid bezittende
vennootschap
is: de naam en de woonplaats van onderscheidenlijk die persoon, de
maten
of de beherende vennoten;
-
indien
de ondernemer een rechtspersoon
is: de naam en de woonplaats van de commissarissen of de bestuursleden;
-
indien
de ondernemer deel uitmaakt
van een aantal in een groep verbonden ondernemers: de ondernemers die
deel
uitmaken van die groep, de zeggenschapsverhoudingen waardoor zij
onderling
zijn verbonden, alsmede de naam en de woonplaats van degenen die ten
gevolge
van de bedoelde verhoudingen feitelijke zeggenschap over de ondernemer
kunnen uitoefenen;
-
de
ondernemers of de instellingen
met wie de ondernemer, anders dan uit hoofde van
zeggenschapsverhoudingen
als bedoeld onder d, duurzame betrekkingen onderhoudt die van wezenlijk
belang kunnen zijn voor het voortbestaan van de onderneming, alsmede de
naam en de woonplaats van degenen die ten gevolge van zodanige
betrekkingen
feitelijke zeggenschap over de ondernemer kunnen uitoefenen;
-
de
organisatie van de onderneming,
de naam en de woonplaats van de bestuurders en van de belangrijkste
overige
leidinggevende personen, alsmede de wijze waarop de bevoegdheden tussen
de bedoelde personen zijn verdeeld.
-
Het
tweede lid, onderdeel d, strekt zich ook uit tot de ondernemer die deel
uitmaakt van een internationale groep van ondernemingen. Het tweede
lid, onderdeel e, strekt zich ook uit tot de ondernemer die anders dan
uit hoofde van zeggenschapsverhoudingen als bedoeld in de vorige zin,
duurzame betrekkingen met buitenlandse ondernemers of instellingen
onderhoudt.
-
De
ondernemer is verplicht de
ondernemingsraad zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van
wijzigingen
die zich in de in het tweede lid bedoelde gegevens hebben voorgedaan.
Artikel
31a.
Gegevens over het financieel- en economisch beleid
-
De ondernemer verstrekt, mede
ten behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van de
onderneming,
tenminste tweemaal per jaar aan de ondernemingsraad mondeling of
schriftelijk
algemene gegevens omtrent de werkzaamheden en de resultaten van de
onderneming
in het verstreken tijdvak, in het bijzonder met betrekking tot
aangelegenheden
als bedoeld in
artikel 25
.
-
Indien
de onderneming in stand
wordt gehouden door een stichting of vereniging als bedoeld in artikel
360, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, een
coöperatie,
een onderlinge waarborgmaatschappij, een naamloze vennootschap of een
besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verstrekt de ondernemer zo
spoedig
mogelijk na de vaststelling van zijn jaarrekening een exemplaar van de
jaarrekening en het bestuursverslag in de Nederlandse taal en de
daarbij te voegen overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek, ter bespreking aan de
ondernemingsraad. De mededeling die een rechtspersoon ingevolge artikel 362, zesde lid, laatste volzin, van Boek 2 van het
Burgerlijk
Wetboek moet verstrekken geschiedt gelijktijdig met die aan de algemene
vergadering.
-
Indien de financiële gegevens van een ondernemer die deel uitmaakt
van in een groep verbonden ondernemers zijn opgenomen in een
geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 405 van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboekverstrekt de ondernemer ter bespreking aan de
ondernemingsraad deze geconsolideerde jaarrekening, het bestuursverslag
en de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van dat boek, van de
rechtspersoon die de geconsolideerde jaarrekening heeft opgesteld.
Indien de financiële gegevens van zulk een ondernemer niet in een
geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen, verstrekt de ondernemer in
plaats hiervan ter bespreking aan de ondernemingsraad schriftelijke
gegevens waaruit de ondernemingsraad zich een inzicht kan vormen in het
gezamenlijke resultaat van de ondernemingen van die groep ondernemers.
-
Indien
de jaarrekening van de
ondernemer betrekking heeft op meer dan één
onderneming,
verstrekt de ondernemer aan de ondernemingsraad tevens schriftelijke
gegevens
waaruit deze zich een inzicht kan vormen in de mate waarin de
onderneming
waarvoor hij is ingesteld tot het gezamenlijke resultaat van die
ondernemingen
heeft bijgedragen. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing,
indien
een geconslideerde jaarrekening, als bedoeld in het derde lid, wordt
verstrekt.
-
Indien
de onderneming in stand
wordt gehouden door een ondernemer op wie het tweede lid van dit
artikel
niet van toepassing is, verstrekt de ondernemer bij algemene maatregel
van bestuur aangewezen vervangende schriftelijke gegevens ter
bespreking
aan de ondernemingsraad. Het derde en vierde lid van dit artikel zijn
van
overeenkomstige toepassing.
-
De
ondernemer doet, mede ten
behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van de
onderneming,
ten minste tweemaal per jaar aan de ondernemingsraad mondeling of
schriftelijk
mededeling omtrent zijn verwachting ten aanzien van de werkzaamheden en
de resultaten van de onderneming in het komende tijdvak, in het
bijzonder
met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in
artikel 25
, alsmede met betrekking tot alle investeringen in
binnenland en
buitenland.
-
Indien
de ondernemer met betrekking
tot de onderneming een meerjarenplan, dan wel een raming of een
begroting
van inkomsten of uitgaven pleegt op te stellen, wordt dat plan,
onderscheidenlijk
die raming of die begroting, dan wel een samenvatting daarvan, met een
toelichting aan de ondernemingsraad verstrekt en in de bespreking
betrokken.
Het derde en vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel
31b.
Gegevens over sociaal beleid
-
De
ondernemer verstrekt, mede
ten behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van de
onderneming,
ten minste éénmaal per jaar aan de
ondernemingsraad schriftelijk
algemene gegevens inzake de aantallen en de verschillende groepen van
de
in de onderneming werkzame personen, alsmede inzake het door hem in het
afgelopen jaar ten aanzien van die personen gevoerde sociale beleid, in
het bijzonder met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in de
artikelen 27
,
28
en
29
. Deze gegevens worden
kwantitatief zodanig gespecificeerd dat daaruit blijkt welke uitwerking
de verschillende onderdelen van het sociale beleid hebben gehad voor
afzonderlijke
bedrijfsonderdelen en functiegroepen.
-
De
ondernemer doet daarbij tevens
mondeling of schriftelijk mededeling van zijn verwachtingen ten aanzien
van de ontwikkeling van de personeelsbezetting in het komende jaar,
alsmede
van het door hem in dat jaar te voeren sociale beleid, in het bijzonder
met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in de
artikelen 27
,
28
en
29
-
De
ondernemer verstrekt, mede ten behoeve van de bespreking van de
algemene gang van zaken van de onderneming, tevens ten minste
éénmaal per jaar aan de ondernemingsraad
schriftelijk
algemene gegevens inzake de op grond van een uitzendovereenkomst in de
onderneming werkzame personen en doet daarbij tevens mondeling of
schriftelijk mededeling ten aanzien van de te verwachten ontwikkelingen
wat betreft het aantal op basis van een uitzendovereenkomst werkzame
personen in hetkomende jaar.
Artikel
31c.
Mededeling over inhuren adviesbureau
-
De ondernemer doet aan de ondernemingsraad
zo spoedig mogelijk mededeling van zijn voornemen tot het verstrekken
van
een adviesopdracht aan een deskundige buiten de onderneming, met
betrekking
tot een aangelegenheid als bedoeld in
artikel 27
.
Artikel
31d.
Recht van de OR op informatie over beloningsverhoudingen
-
De ondernemer verstrekt, mede
ten behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van de
onderneming,
ten minste eenmaal per jaar aan de ondernemingsraad schriftelijk
informatie
over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en
afspraken
per verschillende groep van de in de onderneming werkzame
personen.
-
De
ondernemer verstrekt daarbij
tevens schriftelijke informatie over de hoogte en inhoud van de
arbeidsvoorwaardelijke
regelingen en afspraken met het bestuur dat de rechtspersoon
vertegenwoordigt
en het totaal van de vergoedingen, dat wordt verstrekt aan het
toezichthoudend
orgaan, bedoeld in
artikel 24
,
tweede lid.
-
Ten
aanzien van het eerste en
tweede lid wordt inzichtelijk gemaakt met welk percentage deze
arbeidsvoorwaardelijke
regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en tot die van het
voorgaande
jaar.
-
Indien
een groep, als bedoeld
in het eerste lid, het bestuur of het toezichthoudend orgaan, bedoeld
in
het tweede lid, uit minder dan vijf personen bestaat, is het mogelijk
om
voor de toepassing van deze leden twee of meer functies samen te
voegen,
zodat een groep van ten minste vijf personen ontstaat.
-
De
ondernemer is verplicht de
ondernemingsraad zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van
belangrijke
wijzigingen die in deze regelingen en afspraken worden aangebracht.
-
Dit
artikel is uitsluitend van
toepassing op ondernemingen waarin in de regel ten minste 100 personen
werkzaam zijn.
Artikel
31e.
Uitzonderingen informatierecht over beloningsverhoudingen
De
artikelen 23
, tweede lid, tweede zin, en
31d
zijn niet van
toepassing op:
-
de besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid waarvan een van de bestuurders of
commissarissen
een natuurlijk persoon is die een direct of indirect belang heeft in de
rechtspersoon overeenkomstig artikel 4.6 van de Wet inkomstenbelasting
2001, of
-
de
rechtspersoon waarop de artikelen
396 of 397 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van
toepassing
zijn.
Artikel
31f.
Mededeling over uitvoeringsovereenkomst pensioenen
De
ondernemer is verplicht de ondernemingsraad zo spoedig
mogelijk schriftelijk te informeren over elke voorgenomen vaststelling,
wijziging of intrekking van uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in
artikel 1 van de Pensioenwet of een uitvoeringsreglement als bedoeld in
onderdeel b van de definitie van uitvoeringsreglement in artikel 1 van
de Pensioen
wet.
[Concept-wetsvoorstel 29 mei 2019. Artikel
31g. Informatie bij surseance van betaling en faillissement
-
Als de ondernemer surseance van betaling aanvraagt of
een eigen aangifte tot faillietverklaring indient als bedoeld in de artikelen
1, eerste lid, en 214, eerste lid,
van de Faillissementswet, zendt hij een afschrift van de aanvraag of de
aangifte die hij bij de
rechtbank zal indienen aan de ondernemingsraad of de
personeelsvertegenwoordiging. De ondernemer
voegt een kopie van dit afschrift als bijlage bij zijn aanvraag of eigen
aangifte.
-
Als door één of meer schuldeisers jegens de
ondernemer een verzoek tot faillietverklaring is ingediend en de ondernemer
voorziet dat het aannemelijk is dat de
rechtbank hem in staat van faillissement zal verklaren, zendt
hij de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging onverwijld een
afschrift van dit verzoek.
-
De ondernemer kan terzake van de informatieverstrekking, bedoeld in
het eerste en tweede lid, overeenkomstig
artikel 20
, eerste lid, geheimhouding opleggen.]
HOOFDSTUK
IV-C VERDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE ONDERNEMINGSRAAD
Artikel
32.
Bevoegdheden volgens CAO, publiekrechtelijke
arbeidsvoorwaardenovereenkomst
of ondernemingsovereenkomst
-
Bij collectieve arbeidsovereenkomst
of een regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een
publiekrechtelijk
orgaan kunnen aan de ondernemingsraad of aan de ondernemingsraden van
de
bij die overeenkomst of die regeling betrokken onderneming of
ondernemingen
verdere bevoegdheden dan in deze wet genoemd worden toegekend.
-
Bij
schriftelijke overeenkomst
tussen de ondernemer en de ondernemingsraad kunnen aan de
ondernemingsraad
meer bevoegdheden dan de in deze wet genoemde worden toegekend en
kunnen
aanvullende voorschriften over de toepassing van het bij of krachtens
deze
wet bepaalde worden gegeven. De ondernemer zendt een afschrift van de
overeenkomst
aan de bedrijfscommissie.
-
Indien
aan de ondernemingsraad
op grond van dit artikel een adviesrecht of instemmingsrecht is
toegekend,
is het advies of de instemming van de ondernemingsraad niet vereist,
voor
zover de aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is
geregeld
in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld
door een publiekrechtelijk orgaan.
-
Indien
in de overeenkomst aan
de ondernemingsraad een recht op advies of instemming wordt gegeven
over
andere voorgenomen besluiten dan genoemd in de
artikelen 25
onderscheidenlijk
27
,
zijn de
artikelen 26
onderscheidenlijk
27
,
vierde tot en met zesde
lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel
32a.
-
Vervallen.
Artikel
32b.
-
Vervallen.
Artikel
32c.
-
Vervallen.
HOOFDSTUK
V
DE CENTRALE ONDERNEMINGSRADEN EN DE GROEPSONDERNEMINGSRADEN
Artikel
33.
Instelling van de COR en de GOR
-
De
ondernemer die twee of meer
ondernemingsraden heeft ingesteld stelt tevens voor de door hem in
stand
gehouden ondernemingen een centrale ondernemingsraad in indien dit
bevorderlijk
is voor een goede toepassing van deze wet ten aanzien van deze
ondernemingen.
-
De
ondernemer die meer dan twee
ondernemingsraden heeft ingesteld stelt voor een aantal van de door hem
in stand gehouden ondernemingen een groepsondernemingsraad in indien
dit
bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet ten aanzien van
deze ondernemingen.
-
Het
eerste en tweede lid zijn
van overeenkomstige toepassing ten aanzien van in een groep verbonden
ondernemers,
die te zamen twee of meer ondernemingsraden hebben ingesteld. De
betrokken
ondernemers wijzen een tot hun groep behorende ondernemer aan, die voor
de toepassing van deze wet namens hen als ondernemer optreedt ten
opzichte
van de centrale ondernemingsraad of de groepsondernemingsraad.
Artikel
34.
Samenstelling van de COR en de GOR
-
Een centrale ondernemingsraad
bestaat uit leden, gekozen door de betrokken ondernemingsraden uit de
leden
van elk van die raden. Voor ieder lid kan een plaatsvervanger worden
gekozen,
die dezelfde rechten en verplichtingen heeft als het lid dat hij
vervangt.
-
Indien
een of meer groepsondernemingsraden
zijn ingesteld, kan de centrale ondernemingsraad in zijn reglement
bepalen,
dat die raad, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geheel
of
ten dele zal bestaan uit leden, gekozen door de betrokken
ondernemingsraden
uit de leden van die raden. Voor ieder aldus gekozen lid kan een
plaatsvervanger
worden gekozen, die dezelfde rechten en verplichtingen heeft als het
lid
dat hij vervangt.
-
Het
aantal leden dat in elke
ondernemingsraad of groepsondernemingsraad kan worden gekozen, wordt
vastgesteld
in het reglement van de centrale ondernemingsraad. Het reglement bevat
voorts voorzieningen dat de verschillende groepen van de in de
betrokken
ondernemingen werkzame personen zoveel mogelijk In de centrale
ondernemingsraad
vertegenwoordigd zijn. De betrokken ondernemingsraden of
groepsondernemingsraden
worden over de vaststelling van de betrokken bepalingen van het
reglement
gehoord.
-
Een
centrale ondernemingsraad
kan in zijn reglement bepalen dat van die raad, behalve de in het derde
lid bedoelde leden, ook deel kunnen uitmaken vertegenwoordigers van
ondernemingen
die door de in
artikel 33
bedoelde
ondernemer of ondernemers
in stand worden gehouden, maar ten aanzien waarvan geen verplichting
tot
het instellen van een ondernemingsraad geldt. De centrale
ondernemingsraad
regelt in zijn reglement het aantal en de wijze van verkiezing van de
bedoelde
vertegenwoordigers.
-
Wanneer
een lid van een centrale
ondernemingsraad of zijn verplaatsvervanger ophoudt lid te zijn van de
ondernemingsraad of van de groepsondernemingsraad die hem heeft
gekozen,
eindigt van rechtswege zijn lidmaatschap van de centrale
ondernemingsraad.
Het zelfde geldt wanneer een vertegenwoordiger van een onderneming als
bedoeld in het vierde lid ophoudt in de betrokken onderneming werkzaam
te zijn. De uitsluiting, bedoeld in
artikel 13
, van
een ondernemingsraadslid of van een groepsondernemingsraadlid, die
tevens
lid is van een centrale ondernemingsraad, heeft tot gevolg dat de
betrokkene
ook van deelname van de werkzaamheden van de centrale ondernemingsraad
is uitgesloten.
-
Ten
aanzien van de centrale
ondernemingsraad zijn de
artikelen 7
,
8
,
l0
,
11
,
12
,
13
,
14
,
15
,
eerste, tweede, vierde en vijfde lid en
16
,
17
,
18
,
19
,
20
,
21
en
22
van overeenkomstige
toepassing.
-
Ten
aanzien van een groepsondernemingsraad
zijn de voorgaande leden, met uitzondering van het tweede lid, van
overeenkomstige
toepassing.
Artikel
35.
Bevoegdheden van de COR en de GOR
-
Ten
aanzien van de centrale
ondernemingsraden en de groepsondernemingsraden zijn de
artikelen 22a
tot en met
32
, met
uitzondering van de
artikelen 23c
en
24
, derde lid,
van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat door die raden uitsluitend aangelegenheden
worden
behandeld die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor de
meerderheid
van de ondernemingen waarvoor zij zijn ingesteld en ongeacht of ten
aanzien
van die aangelegenheden bevoegdheden toekomen aan de afzonderlijke
ondernemingsraden.
-
Indien
bevoegdheden ten aanzien
van aangelegenheden als bedoeld in het eerste lid toekomen aan
afzonderlijke
ondernemingsraden, gaan deze over naar de centrale ondernemingsraad,
onderscheidenlijk
de groepsondernemingsraad, met dien verstande dat een
groepsondernemingsraad
geen aangelegenheden behandelt die door de centrale ondernemingsraad
worden
behandeld.
HOOFDSTUK
V-A De MEDEZEGGENSCHAP IN KLEINE ONDERNEMINGEN
Artikel
35a.
Vervallen
Artikel
35b.
Bevoegdheden van de Personeelsvergadering
-
De ondernemer die een onderneming
in stand houdt waarin in de regel ten minste 10 maar minder dan 50
personen
werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad of
personeelsvertegenwoordiging
is ingesteld, is verplicht de in deze onderneming werkzame personen ten
minste tweemaal per kalenderjaar in de gelegenheid te stellen
gezamenlijk
met hem bijeen te komen. Hij is voorts verplicht met de in de
onderneming
werkzame personen bijeen te komen, wanneer ten minste een vierde van
hen
daartoe een met redenen omkleed verzoek doet.
-
In
de in het eerste lid bedoelde
vergaderingen worden de aangelegenheden, de onderneming betreffende,
aan
de orde gesteld ten aanzien waarvan de ondernemer of in de onderneming
werkzame personen overleg wenselijk achten. Iedere in de onderneming
werkzame
persoon is bevoegd omtrent deze aangelegenheden voorstellen te doen en
standpunten kenbaar te maken.
-
Indien
de ondernemer de onderneming
niet zelf bestuurt, wordt het overleg voor hem gevoerd door de
bestuurder
van de onderneming. De ondernemer en de bestuurder kunnen zich bij
verhindering
laten vervangen door een in de onderneming werkzame persoon die bevoegd
is om namens de ondernemer overleg met de werknemers te voeren.
-
In
de in het eerste lid bedoelde vergaderingen wordt tenminste eenmaal per
jaar de algemene gang van zaken van de onderneming besproken. De
ondernemer verstrekt daartoe mondeling of schriftelijk algemene
gegevens omtrent de werkzaamheden en de resultaten van de onderneming
in het afgelopen jaar, alsmede omtrent zijn verwachtingen dienaangaande
in het komende jaar. Voor zover de ondernemer verplicht is zijn
jaarrekening en bestuursverslag ter inzage van een ieder neer te
leggen, worden in de Nederlandse taal gestelde exemplaren van deze
jaarstukken ter bespreking aan de in de onderneming werkzame personen
verstrekt. De ondernemer verstrekt voorts mondeling of schriftelijk
algemene gegevens inzake het door hem ten aanzien van de in de
onderneming werkzame personen gevoerde en te voeren sociale beleid.
-
De
in de onderneming werkzame
personen worden door de ondernemer, in een vergadering als bedoeld in
het
eerste lid, in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk
door
hem voorgenomen besluit dat kan leiden tot verlies van de arbeidsplaats
of tot een belangrijke verandering van de arbeid, de arbeidsvoorwaarden
of de arbeidsomstandigheden van ten minste een vierde van de in de
onderneming
werkzame personen. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd
dat
het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. De in de
eerste
volzin bedoelde verplichting geldt niet, indien en voor zover de
betrokken
aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk geregeld is in een
collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld door
een
publiekrechtelijk orgaan.
-
De ondernemer
is verplicht desgevraagd aan de in de onderneming werkzame personen
alle inlichtingen en gegevens te verstrekken inzake de
arbeidsvoorwaarde pensioen die zij redelijkerwijze nodig hebben ten
behoeve van de in het eerste lid bedoelde vergaderingen. De
inlichtingen of gegevens worden schriftelijk verstrekt, indien de
ondernemer deze schriftelijk beschikbaar heeft.
-
De ondernemer
is verplicht de in de onderneming werkzame personen zo spoedig mogelijk
te informeren over elke voorgenomen vaststelling, wijziging of
intrekking van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van
de Pensioenwet of een uitvoeringsreglement als bedoeld in onderdeel b
van de definitie van uitvoeringsreglement in artikel 1 van de
Pensioenwet. De informatie wordt schriftelijk verstrekt, indien de
ondernemer de informatie schriftelijk beschikbaar heeft.
-
De
in de voorgaande leden bedoelde
verplichtingen gelden niet ten aanzien van personen die nog geen zes
maanden
in de onderneming werkzaam zijn. Zij vervallen wanneer de ondernemer
met
toepassing van
artikel 5a
een
ondernemingsraad heeft
ingesteld, maar treden weer in werking wanneer de ondernemingsraad op
grond
van
artikel 5a
, eerste lid, van
rechtswege ophoudt te
bestaan of overeenkomstig het tweede lid van dat artikel is opgeheven.
Artikel
35c. Bevoegdheden van de PVT
-
De ondernemer die een onderneming
in stand houdt waarin in de regel ten minste 10 personen maar minder
dan
50 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is
ingesteld,
kan een personeelsvertegenwoordiging instellen bestaande uit ten minste
drie personen die rechtstreeks gekozen zijn bij geheime schriftelijke
stemming
door en uit in de onderneming werkzame personen.
-
Op
verzoek van de meerderheid
van de in de onderneming werkzame personen stelt de ondernemer de in
het
eerste lid bedoelde personeelsvertegenwoordiging in.
-
Indien
toepassing is gegeven
aan het eerste lid, is
artikel 5a
,
tweede lid, derde
en vierde volzin, van overeenkomstige toepassing. De
artikelen 7
,
13
,
17
,
18
,
eerste en tweede lid,
21
,
22, eerste
lid, tweede lid, voor zover het betreft de kosten van het voeren van
rechtsgedingen,
en derde en vierde lid,
22a
,
27, eerste lid,
onderdeel b, voor zover het betreft een arbeids- en rustijdenregeling
en
onderdeel d, derde tot en met zesde lid,
31
,
eerste
lid,
32
,
35b
,
vierde en vijfde lid,
behoudens de in dat lid bedoelde arbeidsomstandigheden, en zevende lid,
en
36
zijn van overeenkomstige toepassing.
-
De
ondernemer legt een voorgenomen
besluit als bedoeld in
artikel 27,
eerste lid, onderdeel
b, voor zover het betreft een arbeids- en rustijdenregeling, en
onderdeel
d, schriftelijk aan de personeelsvertegenwoordiging voor. Hij
verstrekt
daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede
van
de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de
onderneming
werkzame personen zal hebben. De personeelsvertegenwoordiging
beslist
niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste
éénmaal
met de ondernemer overleg is gepleegd. Na het overleg deelt
de personeelsvertegenwoordiging
zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed zijn beslissing
aan de ondernemer mee. Na de beslissing van de
personeelsvertegenwoordiging
deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de
personeelsvertegenwoordiging
mee welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij
dat
besluit zal uitvoeren.
-
De
personeelsvertegenwoordiging
kan met toestemming van de ondernemer commissies instellen of
deskundigen
uitnodigen. Ten aanzien van het uitnodigen van deskundigen is
toestemming
niet vereist, wanneer de deskundige geen kosten in rekening brengt of
wanneer
de kosten door de personeelsvertegenwoordiging bestreden worden uit een
bedrag als bedoeld in
artikel 22
,
derde lid. Heeft
de ondernemer toestemming gegeven voor het raadplegen van een
deskundige,
dan komen de kosten daarvan te zijnen laste.
-
Inlichtingen
en gegevens bestemd
voor de personeelsvertegenwoordiging, die volgens
artikel 31
,
eerste lid, schriftelijk moeten worden verstrekt, mogen
door de
ondernemer ook mondeling worden verstrekt. In afwijking hiervan wordt
informatie met betrekking tot de arbeidsvoorwaarde pensioen altijd
schriftelijk verstrekt, indien de ondernemer de informatie schriftelijk
beschikbaar heeft..
-
De ondernemer
is verplicht met de personeelsvertegenwoordiging in overleg te treden
over de arbeidsvoorwaarde pensioen, indien de
personeelsvertegenwoordiging daartoe een met redenen omkleed verzoek
doet.
Artikel
35d. Vrijwillige PVT in de 10min onderneming
-
De ondernemer die een onderneming
in stand houdt waarin in de regel minder dan 10 personen werkzaam zijn
en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld, kan een
personeelsvertegenwoordiging,
als bedoeld in
artikel 35c
,
eerste lid, instellen.
-
De
artikelen 5a
, tweede lid, derde en vierde volzin,
7
,
13
,
17
,
18
eerste en tweede lid,
21
,
22
, eerste
lid, tweede lid, voor zover het betreft de kosten van het voeren van
rechtsgedingen,
en derde lid,
22a
,
27
, eerste lid,
onderdeel b, voor zover het betreft een arbeids- en rustijdenregeling,
onderdeel d, derde tot en met zesde lid,
31
,
eerste
lid,
32
en
36
zijn van overeenkomstige
toepassing.
-
Artikel 35c
,
vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, en het vijfde en zesde
lid
zijn van toepassing.
HOOFDSTUK
VI
DE ALGEMENE GESCHILLENREGELING
Artikel
36.
De algemene geschillenregeling
-
Iedere
belanghebbende kan de
kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer of de
ondernemingsraad
gevolg dient te geven aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald
omtrent het instellen of in stand houden van een ondernemingsraad, het
vaststellen van een voorlopig of een definitief reglement van de
ondernemingsraad,
de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de
ondernemingsraad,
alsmede omtrent het bekend maken van agenda's en verslagen van
vergaderingen,
een en ander voor zover dit van de ondernemer of de ondernemingsraad
afhangt.
-
De
ondernemingsraad en de ondernemer
kunnen de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer,
onderscheidenlijk
de ondernemingsraad gevolg dient te geven aan hetgeen overigens bij of
krachtens deze wet is bepaald, een en ander voor zover dit van de
ondernemer
onderscheidenlijk de ondernemingsraad afhangt.
-
Een
verzoekschrift aan de kantonrechter
met betrekking tot de naleving van
artikel 25
ten aanzien
van een besluit als in dat artikel bedoeld, wordt niet ontvankelijk
verklaard,
indien blijkt dat de ondernemingsraad voor of na de indiening van het
verzoekschrift
tegen dat besluit beroep heeft ingesteld bij de ondernemingskamer van
het
gerechtshof te Amsterdam.
-
Een
verzoek aan de kantonrechter
op grond van
artikel 27, vierde
en zesde lid is niet
ontvankelijk indien met betrekking tot dezelfde aangelegenheid een eis
is gesteld als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet.
-
De
kantonrechter kan in zijn
uitspraak aan de ondernemer, onderscheidenlijk de ondernemingsraad de
verplichting
opleggen om bepaalde handelingen te verrichten of na te laten. Het is
de
ondernemer verboden een zodanige verplichting niet na te komen. Wanneer
de ondernemingsraad een zodanige verplichting niet nakomt, kan de
kantonrechter
de ondernemingsraad ontbinden, onder oplegging van de verplichting aan
die raad tot het doen verkiezen van een nieuwe ondernemingsraad. Blijft
de ondernemingsraad in gebreke, dan kan de kantonrechter de ondernemer
machtigen een nieuwe ondernemingsraad te doen verkiezen.
-
De
voorgaande leden zijn van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van de naleving van hetgeen bij
of krachtens deze wet is bepaald met betrekking tot een centrale
ondernemingsraad
en een groepsondernemingsraad.
Artikel
36a.
De algemene geschillenregeling voor de Personeelsvergadering
-
Iedere in de onderneming werkzame
persoon, met uitzondering van een persoon als bedoeld in
artikel 35b
, achtste lid, alsmede een vereniging van werknemers, die
één
of meer in de onderneming werkzame personen onder haar leden telt, die
krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden als
werknemers
te behartigen en als zodanig in de betrokken onderneming of bedrijfstak
werkzaam is en voorts ten minste twee jaar in het bezit is van
volledige
rechtsbevoegdheid, kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de
ondernemer
gevolg dient te geven aan
artikel 35b.
HOOFDSTUK
VII
DE BEDRIJFSCOMMISSIES
Artikel
37.
Taken en samenstelling van de Bedrijfscommissies
-
Voor groepen van ondernemingen
worden door de Raad, ter behandeling van aangelegenheden betreffende de
ondernemingsraden, de centrale ondernemingsraden, de
groepsondernemingsraden
van deze ondernemingen, de personeelsvertegenwoordiging en de
vergadering
als bedoeld in
artikel 35b
,
commissies ingesteld, bedrijfscommissies
genaamd.
-
Een
bedrijfscommissie bestaat
uit een door de Raad na overleg met de in
artikel 38
bedoelde organisaties van ondernemers en van werknemers te bepalen even
aantal leden, ten minste zes bedragende, en een gelijk aantal
plaatsvervangende
leden.
Artikel
38.
Benoeming van leden van de Bedrijfscommissies
-
De leden en de plaatsvervangende
leden van een bedrijfscommissie worden voor de helft benoemd door de
door
de Raad daartoe aangewezen representatieve organisatie of organisaties
van ondernemers en voor de helft door de door de Raad daartoe
aangewezen
representatieve organisatie of organisaties van werknemers.
-
De
Raad bepaalt het aantal leden
en plaatsvervangende leden dat elke aangewezen organisatie kan benoemen.
Artikel
39.
Werkwijze van de Bedrijfscommissies
-
De Raad stelt
bij verordening
nadere regelen omtrent de samenstelling en de werkwijze van de
bedrijfscommissies.
Daarbij wordt aan deze commissies de bevoegdheid verleend commissies,
al
dan niet uit haar midden, in te stellen. De bedrijfscommissie kan de
aldus ingestelde commissies machtigen haar bevoegdheden uit te
oefenen.
-
De
Raad stelt voorts regelen
omtrent het voorzitterschap van de bedrijfscommissies. Daarbij wordt
aan
deze commissies de bevoegdheid toegekend, een voorzitter buiten de
leden
der commissie te kiezen, al dan niet met stemrecht.
Artikel
40.
Jaarverslag van de Bedrijfscommissies
-
Iedere bedrijfscommissie brengt
jaarlijks aan Onze Minister en aan de Raad verslag uit van haar
werkzaamheden
in het afgelopen kalenderjaar.
-
Onze
Minister kan regelen stellen
ten aanzien van de verslaggeving.
Artikel
41.
Kosten Bedrijfscommissies
-
De
kosten van een bedrijfscommissie
worden, voor zover daarin niet op andere wijze wordt voorzien, door de
in
artikel 38
bedoelde
organisaties van ondernemers
en werknemers gedragen, naar evenredigheid van het aantal leden dat zij
benoemen.
-
Wanneer
een organisatie in gebreke
blijft binnen de termijn, door de bedrijfscommissie gesteld, haar
bijdrage
in de kosten van de bedrijfscommissie te voldoen, kan de Raad de
aanwijzing
van die organisatie intrekken, onverminderd de aansprakelijkheid van de
organisatie tot het betalen van haar aandeel in de reeds gemaakte
kosten.
Door de intrekking vervalt het lidmaatschap van de bedrijfscommissie
van
de door die organisatie benoemde leden en plaatsvervangende leden, te
rekenen
van het tijdstip waarop het besluit van de Raad bij de
bedrijfscommissie
inkomt.
Artikel
42.
Geheimhoudingsplicht
-
Ten
aanzien van de voorzitters,
de leden en de plaatsvervangende leden van de bedrijfscommissies,
alsmede
ten aanzien van de personen die met het secretariaat van een
bedrijfscommissie
zijn belast, is
artikel 20
,
eerste en zesde lid, van
overeenkomstige toepassing.
Artikel
43.
-
Vervallen.
Artikel
44.
-
Vervallen.
Artikel
45.
-
Vervallen.
Artikel
46.
De SER bepaalt welke bedrijfscommissie bevoegd is
-
Indien voor de behandeling van
aangelegenheden betreffende een ondernemingsraad, een centrale
ondernemingsraad,
een groepsondernemingsraad, een personeelsvertegenwoordiging of een
vergadering
als bedoeld in
artikel 35b
meer
dan één
bedrijfscommissie bevoegd zou zijn, wijst de Raad de commissie aan die
voor de behandeling van de betrokken aangelegenheden als de krachtens
deze
wet bevoegde commissie zal optreden.
-
Indien
een ondernemer of een
aantal in een groep verbonden ondernemers meerdere ondernemingen in
stand
houdt waarvoor meer dan één bedrijfscommissie
bevoegd zou
zijn, kan de Raad voor die ondernemingen een afzonderlijke
bedrijfscommissie
instellen dan wel de commissie aanwijzen die voor de behandeling van de
aangelegenheden betreffende de ondernemingsraden,
personeelsvertegenwoordigingen
en vergaderingen als bedoeld in
artikel 35b
van deze
ondernemingen als de krachtens deze wet bevoegde commissie optreedt.
HOOFDSTUK
VII-A BIJZONDERE
TAAK SOCIAAL ECONOMISCHE RAAD
Artikel
46a. Taak
SER
Onverminderd
hetgeen hem is toebedeeld in deze wet en de daarop berustende
bepalingen, heeft de Raad tot taak de medezeggenschap in ondernemingen
te bevorderen.
Artikel
46b. Vervallen
Vervallen
Artikel
46c. Vervallen>
Vervallen
HOOFDSTUK
VII-B BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR ONDERNEMINGSRADEN BIJ DE OVERHEID
Artikel
46d.
Bijzondere bepalingen voor OR'en bij de overheid
Ten
aanzien van een onderneming,
waarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend krachtens publiekrechtelijke
aanstelling arbeid wordt verricht, gelden de volgende bijzondere
bepalingen:
-
Voor
de toepassing van deze
wet wordt als bestuurder in de zin van deze wet niet aangemerkt:
-
bij een ministerie: de minister
of een staatssecretaris;
-
bij
een provincie: de commissaris
van de Koning, een lid van gedeputeerde staten of een lid van
provinciale
staten;
-
bij een
gemeente: de burgemeester,
een lid van het college van burgemeester en wethouders of een lid van
de
gemeenteraad;
-
bij een
waterschap: de voorzitter,
een lid van het dagelijkse bestuur van een waterschap of een lid van
het
algemeen bestuur;
-
bij de
Kamers der Staten-Generaal:
de voorzitter van de Kamer of een lid;
-
bij
de Raad van State: de vice-president
of een lid;
-
bij de
Algemene Rekenkamer:
de president of een lid van de Algemene Rekenkamer;
-
bij
de Nationale ombudsman:
de Nationale ombudsman of een substituut-ombudsman.
-
Voor toepassing van
artikel 23
, derde lid, zijn onder de aangelegenheden de onderneming
betreffende
niet begrepen de publiekrechtelijke vaststelling van taken van
publiekrechtelijke
lichamen en onderdelen daarvan, noch het beleid ten aanzien van en de
uitvoering
van die taken, behoudens voor zover het betreft de gevolgen daarvan
voor
de werkzaamheden van de in de onderneming werkzame personen.
-
Voor
de toepassing van onderdeel
b bij de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en
het College van Beroep voor het bedrijfsleven, zijn onder de
aangelegenheden
de onderneming betreffende tevens niet begrepen het beleid ten aanzien
van de uitvoering van de rechterlijke taken als bedoeld in artikel 23,
tweede en derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie,
behoudens
voorzover het de gevolgen daarvan betreft voor de werkzaamheden van de
in de onderneming werkzame personen.
-
De
in de
artikelen 5
,
8
,
tweede en derde lid,
37
,
38
,
39
en
41
, tweede lid, van deze Wet
aan de Raad toegekende
bevoegdheden worden uitgeoefend door de Minister van Binnenlandse Zaken.
-
Voor
de toepassing van
artikel 38
, eerste lid, kunnen behalve een representatieve
organisatie of organisaties
van ondernemers ook een of meerdere ministers aangewezen worden.
-
De
verordenende bevoegdheid
van de Raad, met uitzondering van de bevoegdheid genoemd
in
artikel 46a
, strekt zicht niet uit tot ondernemingen waarin
uitsluitend
of nagenoeg uitsluitend krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid
wordt verricht.
-
Indien
op grond van het bepaalde
in onderdeel d de Minister van Binnenlandse Zaken een bedrijfscommissie
heeft ingesteld, dient deze onverminderd het bepaalde in
artikel 40
, eerste lid, aan de Minister van Binnenlandse Zaken
verslag uit
te brengen. De Minister van Binnenlandse Zaken doet dit verslag
toekomen
aan de betrokken werkgevers of verenigingen van werkgevers en de
centrales
van overheidspersoneel, verenigd in de Raad voor het
Overheidspersoneelsbeleid.
-
oor het behandelen van en beslissen op verzoeken als bedoeld in 27
en
36 , ter zake van een rechtbank, is bevoegd de kantonrechter werkzaam bij de volgende rechtbank:
1°.terzake van de rechtbank Amsterdam: de rechtbank Noord-Holland;
2°.terzake van de rechtbank Den Haag: de rechtbank Rotterdam;
3°.ter zake van de rechtbank Gelderland: de rechtbank Overijssel;
4°.terzake van de rechtbank Limburg: de rechtbank Oost-Brabant;
5°.terzake van de rechtbank Midden-Nederland: de rechtbank Noord-Nederland
6°.terzake van de rechtbank Noord-Holland: de rechtbank Amsterdam;
7°.ter zake van de rechtbank Noord-Nederland: de rechtbank Midden-Nederland;
8°.terzake van de rechtbank Oost-Brabant: de rechtbank Zeeland-West-Brabant;
9°.ter zake van de rechtbank Overijssel: de rechtbank Gelderland;
10°.terzake van de rechtbank Rotterdam: de rechtbank Den Haag;
11°.terzake van de rechtbank Zeeland-West-Brabant: de rechtbank Limburg.
-
Een
beroep als bedoeld in
artikel 26
, eerste lid, ter zake van het gerechtshof
Amsterdam, wordt ingesteld
bij het gerechtshof Den Haag.
Artikel
46e.
Rol werkgevers- en werknemersorganisaties
-
De in
artikel 46d
aan de Minister van Binnenlandse Zaken toegekende
bevoegdheden
worden uitgeoefend na overleg met de betrokken werkgevers of
verenigingen
van werkgevers en de centrales van overheidspersoneel verenigd in de
Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.
-
In
het in het eerste lid bedoelde
overleg hebben de centrales van overheidspersoneel evenveel stemmen aIs
de betrokken werkgevers of verenigingen van werkgevers.
-
Voor
een besluit als bedoeld
in de
artikelen 8
, tweede en
derde lid en
39
van
deze
Wet behoeft Onze Minister
van Binnenlandse Zaken de instemming van twee derde van de deelnemers
aan
het in het eerste lid bedoelde overleg. Voor een besluit als bedoeld in
de artikelen
5
,
37
,
38
en
41
, tweede lid, van deze Wet
behoeft Onze Minister
van Binnenlandse Zaken de instemming van de meerderheid van de
deelnemers
aan het in het eerste lid bedoelde overleg.
HOOFDSTUK
VIII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel
47.
Algemene maatregel van bestuur
-
Bij
of krachtens algemene maatregel
van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter bevordering van
een
goede uitvoering van deze wet.
Artikel
48.
Voorlopig reglement
-
De
ondernemer op wie de verplichting
tot het instellen van een ondernemingsraad rust, treft bij voorlopig
reglement,
voor zover nodig, de voorzieningen die tot de bevoegdheid van de
ondernemingsraad
behoren, totdat de ondernemingsraad zelf die bevoegdheid uitoefent. De
vereniging of verenigingen van werknemers, bedoeld in
artikel 9
, tweede lid, onder a, worden over het voorlopige reglement
gehoord.
-
Ten
aanzien van het voorlopige
reglement is
artikel 8
, eerste
lid, eerste en tweede
volzin en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Het
voorlopige reglement vervalt op het tijdstip waarop de
ondernemingsraad
het in
artikel 8
bedoelde
reglement heeft vastgesteld.
-
De
voorgaande leden zijn van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ondernemer of de
ondernemers
die een centrale ondernemingsraad of een groepsondernemingsraad hebben
ingesteld.
Artikel
49. Inlichtingen aan de Arbeidsinspectie
-
De ondernemer op wie de verplichting
tot het instellen van een of meer ondernemingsraden rust, alsmede de
betrokken
ondernemingsraden, verstrekken desgevraagd aan een daartoe door Onze
Minister
aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar inlichtingen omtrent het
instellen
en het functioneren van deze ondernemingsraden.
-
Het eerste lid is
van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ondernemer of de
ondernemers
die een centrale ondernemingsraad of een groepsondernemingsraad hebben
ingesteld, alsmede ten aanzien van die raden.
Artikel
49a
.
Vervallen.
Artikel
50
.
Vervallen.
Artikel
51. Bestaande Bedrijfscommissies
De
bedrijfscommissies, door
de Raad ingesteld krachtens de Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 1950,
K 174), worden geacht door de Raad te zijn ingesteld krachtens deze wet.
Artikel
52.
Vervallen
Artikel
53. Uitgezonderde onderwijsinstellingen
-
Deze wet is niet
van toepassing op de in de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek bedoelde openbare academische ziekenhuizen,
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Koninklijke
Bibliotheek noch op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk
onderzoek. De wet stelt regels omtrent het besluit van het bestuur van
een bekostigde instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel
1.2, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek of deze wet met uitzondering van Hoofdstuk VII B al dan niet
van toepassing is op die instelling.
-
Bij
algemene maatregel van bestuur
kan op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen
worden bepaald dat de in de eerste volzin van het eerste lid opgenomen
uitzondering niet geldt voor één of meer van de
bedoelde
instellingen. Daarbij kan tevens worden bepaald dat
Hoofdstuk VII-B
van deze wet niet van toepassing is.
-
[Red: Hoofdstuk VII-B
is niet van toepassing op openbare
instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs
.]
- [Red:
Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en
de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.]
Artikel
53a. Ministerie van Defensie
Deze
wet is niet van toepassing
op het Ministerie van Defensie en de daaronder ressorterende diensten,
bedrijven of instellingen.
Artikel
53b. Uitgezonderde ambtenaren
Deze
wet is niet van toepassing
op de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij de Hoge Raad.
Artikel
53c. Uitgezonderde functionarissen
Deze
wet niet is niet van
toepassing op:
-
de
leden van de Raad van State;
-
de
leden van de Algemene Rekenkamer;
-
de
Nationale ombudsman en de
substituut-ombudsmannen.
Artikel
54. Titel van de wet
-
Deze
wet kan worden aangehaald
als Wet op de Ondernemingsraden
-
Zij
treedt in werking op een
door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten
en bevelen, dat deze
in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle
Ministeriële Departementen,
Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige
uitvoering de hand zullen houden.
|